Luchtontvochtigers

Bij het ontvochtigen draait de compressor in het toestel en hierdoor komt er wat warmte vrij bij de werking.

Wanneer een temperatuur in een ruimte 18 graden of hoger is kunnen deze toestellen het beste een ruimte ontvochtigen. 

Wanneer een temperatuur in een ruimte tussen 12 en 18 graden is, kan het zijn dat er bevriezingsverschijnselen optreden. Het toestel zal dan tijdelijk stoppen met ontvochtigen. De ventilator zal op een hogere snelheid gaan draaien om deze verschijnselen te stoppen. Zodra dit is verholpen, zal het toestel weer normaal werken. 

 Wanneer een temperatuur in een ruimte tussen de 5 en 12 graden is zullen er vaker bevriezingsverschijnselen gaan optreden en kan het zijn dat de ontdooiing van het apparaat langer duurt. Je zou dan een warmtebron kunnen gebruiken in de ruimte om bevriezingsverschijnselen tegen te gaan. 

Je vindt de handleiding in de doos. Als je de handleiding niet meer hebt, kun je deze online bekijken.

Pak het apparaat goed in en bewaar het op een koele, droge plaats (bij voorkeur in de originele verpakking).

• Controleer of het waterreservoir goed geplaatst is. 
• Controleer bij de Qlima D 630 Smart of de U-bocht goed geplaatst is (zie gebruikshandleiding). 
• Controleer of bij de Qlima D 630 P Smart de pomp is ingeschakeld, maar er geen waterafvoerslang werd aangebracht. 

Controleer of je bij de luchtontvochtiger de opvangbak goed teruggeplaatst hebt (zoals vermeld in de gebruikershandleiding).

Bij Qlima luchtontvochigers blijft de ventilator continu draaien om lucht langs de temperatuur/ontvochtigingssensor te sturen. 

De compressor gaat pas draaien als de vochtigheid in de lucht die langs de sensor stroomt hoger is dan de ingestelde luchtvochtigheid. Zodra de vochtigheid in de lucht lager is dan de ingestelde waarde zal de compressor weer stoppen. 

• Bij een D 612 / 620 / 812 / 820 / 720 en DD 208 dien je de waterafvoerslang goed aflopend aan te leggen. Wanneer hier een kronkel in zit, zal het af te voeren vocht dit als een obstakel waarnemen en alsnog een makkelijkere (dus naar het waterreservoir) weg gaan volgen. 
• Bij de D 630 P Smart dient men de waterafvoerslang goed recht naar achteren aan te leggen en daarna aflopend beneden om het vocht vrij te kunnen laten wegstromen. Let op dat er geen kronkel naar beneden is en vervolgens weer omhoog. De pomp kan dat niet overbruggen. 
• Bij de D 630 P Smart kan je ook de waterafvoerslang omhoog aanleggen. Let hierbij op dat de waterafvoerslang dan ook direct naar boven toe gaat en niet eerst naar beneden. De pomp kan dit niet overbruggen. Als de slang op een correcte manier wordt aangebracht, kan de pomp het vocht +/- 3 meter omhoog pompen. 
• Wanneer je het uiteinde van de waterafvervoerslang naar bv. een emmer toe afleidt, let er dan altijd op dat het uiteinde van de waterafvoerslang niet helemaal in de emmer hangt. De afvoerslang dient bovenaan de emmer te hangen.